“Er blijft ons niets anders over dan zo rustig als 't maar kan het einde van deze misère af te wachten. Zowel de joden als de christenen wachten, de hele aardbol wacht, en velen wachten op hun dood.”
In this quote from Anne Frank's diary, she reflects on the somber reality of waiting for the end of their suffering during the Holocaust. Anne Frank's words convey a sense of resignation and acceptance, highlighting the universal experience of waiting for relief in times of despair.
In this quote from Anne Frank's diary, she reflects on the waiting and uncertainty that she, along with countless others, experienced during the Holocaust. Today, this sentiment can be applied to various global crises and challenges that we are facing, reminding us of the importance of resilience and perseverance in times of uncertainty.
"“Er blijft ons niets anders over dan zo rustig als 't maar kan het einde van deze misère af te wachten. Zowel de joden als de christenen wachten, de hele aardbol wacht, en velen wachten op hun dood.” - Anne Frank"
In this quote from Anne Frank's diary, she reflects on the waiting that is necessary in times of suffering and uncertainty. Consider the following questions:
“Sommige mensen wachten hun hele leven op applaus van de wereld en pas vlak voor hun dood komen ze tot de ontdekking dat ze voor een lege zaal hebben staan spelen.”
“Er bestaat geen grotere vijandschap op de wereld dan tussen Duitsers en joden.”
“Liefde, wat is liefde? Ik geloof dat liefde iets is wat eigenlijk geen woorden kan hebben. Liefde is iemand begrijpen, van iemand houden, geluk en ongeluk met hem delen. En daarbij hoort en den duur ook de lichamelijke liefde, je hebt wat gedeeld, iets weggegeven en iets ontvangen en of je dan getrouwd ongetrouwd bent, of een kind krijgt of niet. Of je eer weg is of niet, dat komt er allemaal niet op aan, als je maar weet dat er voor je hele verdere leven iemand naast je staat, die je begrijpt en die je met niemand hoeft te delen.”
“Al vertel ik je veel over ons, toch weet je nog maar een heel klein beetje van ons leven af.”
“Zo iemand doet niet aan bommen gooien, aan opstanden; hij wil niet meer reageren, niet uit traagheid en niet uit wreedheid. Van alle mensen ter wereld wenst deze persoon dat de daad een manifestatie van het leven is. En zo hij, om deze verschrikkelijke behoefte te kunnen verwerkelijken, niet vooruit maar achteruit werkt, zo hij onmaatschappelijk wordt, begint te stammelen en te stotteren, zo volkomen onaangepast blijkt te zijn dat hij zijn boterham niet kan verdienen, dan kan men ervan op aan dat deze man de weg heeft gevonden die hem weer in de schoot en de bron van het leven terugvoert.”
“Tegen het einde van de winter werd dit wanhopige verlangen weg te komen uit deze eenzaamheid en ook het gewone gevoel van verveling zo groot, dat ik de kamer niet meer uitkwam, geen piano meer speelde en geen boeken meer wilde lezen. Als katja mij tractte te overhalen toch iets te gaan doen, antwoordde ik :'ik heb geen zin, ik kan niet.', Maar in mijn hart zei een stem: Waarom? Waarom zoui k iets doen wanneer mijn mooiste jaren zo verloren gaan? En op dit waarom had ik geen ander antwoord dan tranen.”