“De herinneringen waren zo talrijk, zo halsstarrig, dat er nauwelijks plaats was voor iets nieuws. Het werd tijd dat er wat herinneringen opgeruimd werden, aan iemand meegegeven of zo, die ze dan weer op zijn beurt in een kuil kon werpen. Een beetje weg ermee.”
“Uit het kafee gekomen, zagen we dat de Maan er weer prima bijstondZo lief, zo rood, zo vol, maar ook zo laag:een kwestie van een trapleer of op iemands schouder staan, meer niet.”
“Zei je niet dat je prikkeldraad mooi vond? Waarom is prikkeldraad mooi. Moet je me toch es vertellen.Hij had geen duidelijk antwoord.Waarom prikkeldraad zo mooi is? Waarom zijn de marmeren trappen die naar de zee leiden zo mooi. Het is onverklaarbaar.Misschien is het wel omdat de eenzaamheid zo mooi is.”
“Zo komt elke angst in de wereld, zomaar, omdat iemand op een dag besluit te geloven dat er een gevaar bestaat.”
“Kunst kent geen compromissen. Kunst moet. En als je niet moet, als je twijfelt, bijvoorbeeld omdat er weinig respons is: onmiddelijk stoppen met die flauwekul. Je moet, als het goed is, van jezelf. Van niemand anders.Je kunt met kunst niet schipperen. Het is alles of niets. Leuk is anders, maar je wou toch zo graag?Je moet net zo lang doorgaan tot ze om je producten komen smeken. En als dat niet het geval is, nou, dan maar niet. Jij moest zo nodig, je hebt in je leven gedaan wat je wou, wat wil je nog meer.”
“Het is al met al niet zo dat het slecht met mij gaat. Het is eerder dat ik een hele tijd zo moe werd van alles, dat je het gewoon niet meer aan kunt horen, het ongeneeslijke geouwehoer van al die types die je met zo'n veel te eerlijk gezicht staan te vertellen wat het beste voor je is.”
“Zo iemand doet niet aan bommen gooien, aan opstanden; hij wil niet meer reageren, niet uit traagheid en niet uit wreedheid. Van alle mensen ter wereld wenst deze persoon dat de daad een manifestatie van het leven is. En zo hij, om deze verschrikkelijke behoefte te kunnen verwerkelijken, niet vooruit maar achteruit werkt, zo hij onmaatschappelijk wordt, begint te stammelen en te stotteren, zo volkomen onaangepast blijkt te zijn dat hij zijn boterham niet kan verdienen, dan kan men ervan op aan dat deze man de weg heeft gevonden die hem weer in de schoot en de bron van het leven terugvoert.”