“In plaats van op zoek te gaan naar een middel om zich door persoonlijke inzet te onderscheiden, lijkt iedereen meer en meer op zoek naar een gezamenlijke kwetsuur en vernedering, naar het privilege van de publieke, gedeelde discriminatie en zo naar een religie, naar de binding met een gemeenschap.”
“Ik verlangde naar beweging en niet naar een zo rustig voorbijgaand leven. Ik verlangde naar opwinding, naar gevaren, naar een gelegenheid mij op te offeren voor mijn gevoel.”
“Er brandt in mij dan een wilde begeerte naar sterke gevoelens, naar sensaties, een afkeer van dit afgezaagde, genormaliseerde en gesteriliseerde leven, en een hevige begeerte ergens iets stuk te slaan, een warenhuis of een kathedraal of mijzelf, roekeloze stommiteiten te begaan, een paar vereerde afgoden de pruiken af te rukken, een paar opstandige schooljongens de vurig verlangde kaartjes naar Hamburg te verschaffen, een klein meisje te verleiden of een paar vertegenwoordigers van de burgerlijke wereldorde de nek om te draaien. Want dit haatte, verafschuwde en vervloekte ik van alles toch wel het hevigst: deze tevredenheid, deze gezondheid, de behaagelijkheid, dit gekoesterde optimisme van de burger, deze vette vruchtbare zelfvoldaanheid van het middelmatige, het normale, de doorsnee.”
“Ieder obsessief en verslaafd gedrag is een vorm van mateloos consumptiegedrag. Consumeren is iets van buiten naar binnen halen, iets tot je nemen en verbruiken. Datgene wat je verbruikt noem ik voedsel. Het kunnen alcohol, drugs, geld, sigaretten, vrouwen of mannen zijn, die geconsumeerd worden, maar bij mij heet het allemaal voedsel. Anders valt het niet te begrijpen. Het gaat mij vooral om deze beweging van buiten naar binnen. Die is tegengesteld aan de emotie, aan de uitdrukking, aan het vertellen, aan het van binnen naar buiten brengen. En dat is verslaving ook. Ze is gericht op de vernietiging van een emotie, van kennis en van een ware zin.”
“Linguïsten houden er congressen over, filosofen en logici zitten ermee verveeld: het probleem van de zelfreferentie. De kwestie is: kan een taal ooit over iets anders gaan dan over zichzelf? Kan God naar zichzelf verwijzen? Kan ik dat? Een wijsvinger kan niet wijzen naar zichzelf, een oog kan zichzelf niet zien. En toch kijken honden en dwazen inderdaad naar de vinger die wijst, en niet naar de richting waarin gewezen wordt.”
“Zij geloofde aan een samenhang van alle verschijnselen, zonder echter een hogere macht aansprakelijk te stellen voor wat haar overkwam, zonder van een god persoonlijke bemoeienis met haar lot, troost, of loon naar werken te verwachten. Zij was er van overtuigd dat in de mens zelf de krachten ontstaan die men Goed en Kwaad noemt, en dat alleen door de ontwikkeling van het individuele bewustzijn de wil tot integriteit een menselijk gegeven wordt.”