“Martine was gestopt met een polshorloge te dragen sedert ze de zweetgeur onder het lederen bandje en de bijhorende jeuk was gaan verafschuwen. Maar nu miste ze dit attribuut om er ostentatief naar te kunnen kijken.”
“Gisteravond was het me allemaal te veel. Ik word al weken gekweld door een overheersend 'spagettigevoel', een gemoedstoestand die stamt uit de tijd dat ik een jaar of dertien was en ik op televisie een vrouw nogal somber naar een bolvormige schaal spaghetti zat te kijken. Zuchtend staarde ze langdurig naar het blanke deeg en de rode tomatensaus. Toen bewoog ze voorzichtig naar de schaal, stak ze haar handen in de spaghetti, bracht ze de pasta naar haar gezicht en smeerde ze zichzelf langzaam helemaal onder. Ik vond dit toen al pure nonsens natuurlijk, maar toch had ik het gevoel dat ik de daad van de vrouw begreep. Vanaf die dag heb ik op gezette tijden mijn eigen spaghettigevoel, dat ik somber zit te zijn achter een bord voedsel, me pathetisch afvragend: ' Waarom smeer ik me niet met dit voedsel in?”
“Kom naar beneden!’Ik kwam naar beneden, en toen ik weer op de grond stond, gaf mijn moeder me twee klappen in mijn gezicht.Wat zijn dat voor spelletjes?’Ik wilde de Wildernis zien.’Er is daar niets. Dat weet je.’Als er niets is, kan het ook geen kwaad.’Niets is het gevaarlijkste dat er is.’Waarom?’Als er niets is, kun je iets bedenken. Je zult de leegte niet kun¬nen verdragen. Het zal evengoed leeg zijn, maar je zult jezelf wijsmaken dat dat niet zo is.’Wat ik mezelf wijsmaak is waar.’Wat jij jezelf wijsmaakt is een verhaal.’Dit is een verhaal: jij, ik, het schroothuis, de schat.’Dit is het echte leven.’Hoe weet je dat?’Niemand zou er ooit voor betalen om ernaar te kijken.’Ze draaide zich om om het haveloze huis weer binnen te gaan. Toen draaide ze zich weer om naar mij.En ik zou er alles voor over hebben om het niet te hoeven le¬ven.’Je moet het niet leven. Je moet het veranderen.' 'Je begrijpt het niet, hè?’Wat begrijp ik niet?’Dit is het echte leven.”
“In plaats van op zoek te gaan naar een middel om zich door persoonlijke inzet te onderscheiden, lijkt iedereen meer en meer op zoek naar een gezamenlijke kwetsuur en vernedering, naar het privilege van de publieke, gedeelde discriminatie en zo naar een religie, naar de binding met een gemeenschap.”
“Ik kon het echter niet laten, te scrhijven over ook nog de meisjes van 14 tot 18 jaar, die men de meest vermoeiende en meest zenuwslopende taak op de smalle schouders legde. Men noemde ze 'de nachtploeg', omdat ze het afschuwelijke nachtwerk te verrichten kregen: bij het loeien der sirenes om 6 of 7 uur in de avond, repten ze zich naar de fabrieken en stonden ze de hele nacht dóór in het helse lawaai van machines, molens of getouwen, om pas rond 6 of 7 uur in de grauwe ochtend de fabriekspoort te verlaten. Ondervoed, afgemat, door slaap overmand, kon geen nacht voorbij gaan zonder dat een van hen een ongeluk overkwam.”
“De twee vrouwen namen een grote hap spaghetti en de ober koos precies dat moment uit om terug te wippen en te vragen of alles naar wens was, waarop ze beiden hevig knikten en oergeluiden maakten. "Dat leren ze op de oberschool," zei Stevie nadat ze doorgeslikt had. "Wachten tot iedereen de mond vol heeft gepropt en het dan vragen. Dat vinden ze gewéldig. Het hoogtepunt van hun werk.”