“Ik denk wel eens : als ik nou maar belangrijk was, dan hield ik het wel vol.”
“Ik lag op mijn arm tot er geen gevoel meer in zat en toen tilde ik hem op (met mijn nietgevoelloze arm) en legde hem op mijn borsten. Ik wilde weten hoe het voelde om een vreemde hand op je borsten te hebben. Het was wel aangenaam, maar wat weet ik er nou van? Ik zit vol rare verlangens om helder te kunnen denken. Moet ik mijn beha aan naar het feest?”
“Ik hoorde hoe flauw ik klonk. Als iemand die wel praat maar niets zegt.”
“Als ik me de wedergeboorte Gods voorstel, dan zie ik die niet in de mens. Het zou in een lam kunnen zijn, maar ik vind een ezel liever.”
“Knorretje zei: "Als je begrijpt wat ik bedoel, Poeh" en Poeh zei: "Zo denk ik er ook over, Knor" en Knorretje zei: "Maar aan de andere kant, moet je wel bedenken" en Poeh zei: "Zo is het Knor, daar had ik even niet aan gedacht.”
“Ik kwam tot de conclusie dat overspel er is om gepleegd te worden. Ik vermoed dat ik nooit een sul heb gehad die zich uitsluitend aan mijn verering wijdde, en zelf ben ik ook vaak verleid door het fruit van een ander, hoewel ik er wel eerlijk bij moet zeggen dat ik van mijn eigen (theoretisch uitstekend onderbouwde) buitenechtelijk biologieles nooit een blijvende natte plek in mijn pyjamabroek overhield, maar dat ik van het overspel van mijn vriendjes doodverlangend bedroefd kon zijn, zelfs bijna - of beter juíst - als ze me bezwoeren dat het neuken van een vreemde vrouw 'niets voorstelde'. Als het niets voorstelde, vroeg ik me dan altijd hysterisch schreeuwend af, waarom deed je het dan, onmens?!”