“t Leven is hard voor mensen als wij,' zei mevrouw Gustavson, die iets bedacht had om te zeggen. 'Dat kan wel wezen,' zei ik tegen mevrouw Gustavson, 'maar ik ben harder.”
“Atticus,' zei ik op een avond, 'wat is nou precies een nikkervriend?''Scout,' zei Atticus, 'nikkervriend is alleen maar een van die termen die absoluut niets beduiden - zoiets als snotneus. Ik kan het moeilijk uitleggen. Onwetende en minderwaardige mensen bezigen dat woord als ze denken dat je aan negers de voorkeur geeft boven henzelf. En er zijn ook mensen als wij toe gekomen om dat woord te gebruiken, als ze iemand op een gemene, ordinaire manier willen uitschelden.''Maar jij bént toch niet een echte nikkervriend, hè?''Dat ben ik zeker. Ik doe mijn best om van iedereen te houden ... Dat is soms een hele toer ... maar baby, het is nooit echt beledigend als iemand je uitscheldt voor iets. dat hij minderwaardig vindt. Dan blijkt alleen maar hoe zielig die ander is, en daarom is het helemaal niet kwetsend.”
“Ik kwam er achter dat ik er mijn hele leven heus niet naar had verlang om te leven - als wat anderen doen tenminste leven genoemd kan worden - maar wel om mezelf te kunnen uitdrukken.”
“Ik ben echt blij," zei Knorretje tevreden, "dat ik je iets heb gegeven om in een handig potje te bewaren.”
“„Is u Amsterdammer?” vroeg Bavink. „Ja, Goddank”, zei Japi. „Ik ook”, zei Bavink. „U schildert niet?” vroeg Bavink. Het was een rare burgermansvraag, maar Bavink dacht aldoor maar: wat zou dat toch voor een kerel wezen? „Nee Goddank”, zei Japi, „en ik dicht ook niet en ik ben geen natuurvriend en geen anarchist. Ik ben Goddank heelemaal niks.”
“Leven, dat is meer iets voor mensen die niet dood zijn, vind ik.”