“Men arbeidt nog, want arbeid is een vermaak. Maar men zorgt, dat het vermaak niet aangrijpt. Men wordt niet meer arm en rijk: beide zijn te bezwaarlijk. Wie wil nog regeren? Wie gehoorzamen? Beide zijn te bezwaarlijk. Geen herder en ene kudde! Ieder wil hetzelfde, ieder is gelijk: wie anders voelt, gaat vrijwillig in het gekkenhuis.”

Friederich Nietzsche

Explore This Quote Further

Quote by Friederich Nietzsche: “Men arbeidt nog, want arbeid is een vermaak. Maa… - Image 1

Similar quotes

“Ergens ter wereld bestaan nog volken en kudden, doch niet bij ons, mijne broeders: hier vindt men staten.Staat? Wat is dat? Wellaan! Zet nu de oren open, want thans zeg ik u mijn woord over de dood der volken. Staat beduidt het koudste van alle monsters. Koud is ook zijn leugen; en deze leugen kruipt hem uit de mond: 'Ik, de staat, ben het volk.”


“Zo iemand doet niet aan bommen gooien, aan opstanden; hij wil niet meer reageren, niet uit traagheid en niet uit wreedheid. Van alle mensen ter wereld wenst deze persoon dat de daad een manifestatie van het leven is. En zo hij, om deze verschrikkelijke behoefte te kunnen verwerkelijken, niet vooruit maar achteruit werkt, zo hij onmaatschappelijk wordt, begint te stammelen en te stotteren, zo volkomen onaangepast blijkt te zijn dat hij zijn boterham niet kan verdienen, dan kan men ervan op aan dat deze man de weg heeft gevonden die hem weer in de schoot en de bron van het leven terugvoert.”


“Niets is alleen maar zwart of alleen maar wit. En niemand is alleen maar goed of alleen maar slecht. Dat gold ook voor mijn ontvoerder. Dat zijn uitspraken die men een slachtoffer van ontvoering niet graag hoort doen, omdat daarmee het vaste beeld van goed en kwaad wordt verstoord. Een beeld waar iedereen maar al te graag in gelooft om in een wereld vol grijstinten het houvast niet te verliezen.”


“Want wat is contact tussen mensen, tussen de mens en de wereld, tussen hem en zijn tijd, anders dan een substituut voor het contact dat geen vragen onbeantwoord laat? Dit boek gaat over de aard van dat verlangen. Over de voorstellingen die in plaats komen van wat we willen omarmen, maar wat we niet kunnen omarmen. En zo komt ook dit boek, net als ieder ander boek, in plaats van wat ik eigenlijk wilde zeggen, maar waar de woorden niet voor zijn.”


“Dit was het moment dat Arthur zich later nog het beste herinnerde, 'het exacte moment', zei hij vijftig jaar later nog, 'dat ik ophield een kind te zijn. Mij werd namelijk duidelijk, exact in die seconde, dat alle mensen die ik kende er niet alleen voor mij waren, maar dat ze een eigen leven hadden, een leven waar ik niets van wist en dat mij ook helemaal niets aanging.”


“Ieder mens heeft geloof ik het gevoel, dat hij er eigenlijk niet bijhoort, bij het leven van de andere mensen. Dat hij op een of andere manier iets anders is, een gast, en hij doet alle mogelijke moeite om te zorgen, dat de anderen dat niet zullen merken. Dat is het gevoel, dat alle mensen gemeen hebben, en daardoor horen ze juist bij elkaar.”