“Nora had bewust een paar kinderen gewild, niet in de eerste plaats uit een emotioneel hunkeren naar het moederschap, maar misschien vooral omdat grootbrengen, opvoeden, een uitdaging inhielden, hoge eisen stelden aan inventiviteit, aan de gave tot voorbereiden, anticiperen, op het juiste ogenblik toepassen, die het destijds Muisje Bloemcaps mogelijk hadden gemaakt met superieur gemak alle lesmateriaal te beheersen.”
“Ieder obsessief en verslaafd gedrag is een vorm van mateloos consumptiegedrag. Consumeren is iets van buiten naar binnen halen, iets tot je nemen en verbruiken. Datgene wat je verbruikt noem ik voedsel. Het kunnen alcohol, drugs, geld, sigaretten, vrouwen of mannen zijn, die geconsumeerd worden, maar bij mij heet het allemaal voedsel. Anders valt het niet te begrijpen. Het gaat mij vooral om deze beweging van buiten naar binnen. Die is tegengesteld aan de emotie, aan de uitdrukking, aan het vertellen, aan het van binnen naar buiten brengen. En dat is verslaving ook. Ze is gericht op de vernietiging van een emotie, van kennis en van een ware zin.”
“Misschien was ze zich nog niet bewust van de helende kracht van poëzie. De weinige poëzie die ze ooit gelezen had, had ze in schoolverband gelezen. De beste manier om poëzie tot het kerkhof van het hermetische gewauwel te veroordelen, was het op schoolse wijze te dissecteren. Nee, een gedicht moest je in de juiste stemming, op het juiste tijdstip, op de juiste plaats en in het gezelschap van jezelf lezen. Alleen dan kwam de magie der Poëzie.”
“Het waren de nachten, lodig en lang, die haar een illusie in de weg stonden. Steeds kramakkelachtiger hield dat huis zichzelf nog recht, en ze wist dat het nog spannend zou worden wie er het eerst aan renovatie toe zou zijn, zij of het huis. In bed luisterde ze naar alles wat zich aan de wind gewonnen gaf, een dakpan, een bloempot die met zich liet sollen in de tuin. Maar ook zonder wind; het huis kraakte, als deed het dat uit eigen beweging zoals mensen soms hun vingers kraken, om de gewrichten even los te maken.”
“Ik stak één straat eerder door naar 4th Avenue, omdat ik niet langs de kerk wilde lopen; er zat soms een stenen waterspuwer op die me de stuipen op het lijf joeg. Het was niet die waterspuwer zelf die ik eng vond, maar het was dat "soms" waar ik de zenuwen van kreeg. Waterspuwers zijn beeldhouwwerkjes, ze horen deel uit te maken van een gebouw. Als er een zit, hoort die daar altijd te zitten en niet af en toe.”
“Het geheugen moet zoiets zijn als een maag voor de gedachten, het vergane geluk en plezier en verdriet zijn als ranzig of verzuurd eten - overgelaten aan het geheugen belandt alles in een soort maag, het eten bewaard maar de smakelijkheid ervan niet. Misschien is het dwaas om te zeggen dat het geheugen en de maag overeenkomsten vertonen. Maar volstrekt verschillend zijn ze allerminst.”