“In mijn eerste kasboek schreef ik: 'Ik wil heerser worden. Waarschijnlijk ben ik dat al, maar de rest van de wereld weet het nog niet.'De eerste mensen over wie ik wilde heersen waren mijn familieleden: vader, moeder, en twee broers. (...) Terugbladerend in het kasboek lees ik dat ik gedurende twee weken heb geprobeerd mijn vader te dresseren.Tijdens het avondeten, het enige moment waarop onze familie samen was, zei ik tegen mijn vader als hij zijn voor naar zijn mond bracht, 'Eet!' En als hij zijn glas naar zijn mond bracht, 'Drink!'De eerste drie dagen keek hij mij verstoord aan, maar de vierde en vijfde dag ging hij nadrukkelijk tegen mijn bevelen in. Als ik zei 'Eet!' legde hij zijn vork neer, en als ik zei 'Drink!' zette hij zijn glas met een klap op tafel.In het africhten van mijn vader had ik mijn eerste succes geboekt, ik had hem geconditioneerd, en ik tekende die dag een zonnetje in mijn kasboek.”