“gaan jullie ergens naartoe jongens of zijn jullie maar wat onderweg?”
“Ik ga voor je zingen, een beetje vals misschien, maar ik zing toch. Ik zing terwijl jullie creperen, ik dans op je gore lijk...”
“Wat betekent dat, als een jongen zijn hand op je borst legt? Betekent het dat hij een geilneef is? Of was zijn hand gewoon moe?”
“Nog één ding, jongen, wat je in je oren moet knopen: het gaat niet om hoe een verhaal begint. Ook niet om hoe het eindigt. Maar om wat daartussenin gebeurt.”
“Hield 'ie vroeger al zijn meningen en al zijn dromen stil. Nu was 'ie niks niet niemand nergens meer. Kan dus gaan waar 'ie maar wil.”
“Van wat een kind leest, onthoudt het maar een deel. Maar dat onthoudt hij ook zo goed, dat het zijn verdere leven met hem meereist, in zijn hart en in zijn bloed, het wordt een stuk van hemzelf.”