“Een mens engageert zich in zijn leven, krijgt daarin gestalte en buiten die gestalte is er niets. Voor iemand die in zijn leven niet geslaagd is, moet dat natuurlijk een harde gedachte zijn. Maar anderzijds stelt ze de mensen in staat te begrijpen dat alleen de werkelijkheid telt, dat dromen, afwachten en hopen een mens tot niet meer dan een teleurgestelde droom, een vervlogen hoop, een vergeefse verwachting maken.”
“Dit was het moment dat Arthur zich later nog het beste herinnerde, 'het exacte moment', zei hij vijftig jaar later nog, 'dat ik ophield een kind te zijn. Mij werd namelijk duidelijk, exact in die seconde, dat alle mensen die ik kende er niet alleen voor mij waren, maar dat ze een eigen leven hadden, een leven waar ik niets van wist en dat mij ook helemaal niets aanging.”
“Nee, wat ik bedoel is dat het volkomen stil is, als in een stomme film, dat ze je niet meer vragen wat je nu eigenlijk wilt in dit leven, of waar je je toch tegen verzet, of wat je later wilt worden en of het wel goed met je gaat. Dat ze eindelijk eens allemaal hun mond houden, en als het helemaal stil is geworden, dat dan de held uit zijn stoel opstaat en er alleen nog een tekst in beeld verschijnt: 'Er wordt een nieuwe bladzijde omgeslagen. Hij gaat nu bedenken hoe het verder moet. Hij heeft zijn hele leven nog voor zich.”
“Wandaden zoals mijn ontvoering bieden de zwart-witte basis voor de categorieën 'goed' en 'kwaad' waaraan de samenleving behoefte heeft. De dader moet wel een beest zijn, want als we dat geloven, zijn we zelf goed. Een misdrijf moet worden opgetuigd met sadomasochistische fantasieën en wilde orgieën, net zolang totdat het zo ver van ons af staat dat er geen enkel verband met ons eigen leven is.En het slachtoffer moet gebroken zijn en dat ook blijven, anders is het kwaad niet meer op die manier op afstand te houden. Een slachtoffer dat weigert zich in die rol te schikken wordt een symbool van de tegenstellingen van de maatschappij. Die willen we niet zien, want dan zouden we gedwongen zijn over onszelf na te denken.”
“Atticus,' zei ik op een avond, 'wat is nou precies een nikkervriend?''Scout,' zei Atticus, 'nikkervriend is alleen maar een van die termen die absoluut niets beduiden - zoiets als snotneus. Ik kan het moeilijk uitleggen. Onwetende en minderwaardige mensen bezigen dat woord als ze denken dat je aan negers de voorkeur geeft boven henzelf. En er zijn ook mensen als wij toe gekomen om dat woord te gebruiken, als ze iemand op een gemene, ordinaire manier willen uitschelden.''Maar jij bént toch niet een echte nikkervriend, hè?''Dat ben ik zeker. Ik doe mijn best om van iedereen te houden ... Dat is soms een hele toer ... maar baby, het is nooit echt beledigend als iemand je uitscheldt voor iets. dat hij minderwaardig vindt. Dan blijkt alleen maar hoe zielig die ander is, en daarom is het helemaal niet kwetsend.”
“- Zo vreemd, zegt ze, dat wij hier nu samen zijn, onbegrijpelijk. Ik denk dikwijls dat er eigenlijk niet veel verschil is tussen leven en dromen. Het verschil is maar schijnbaar, doordat we, als we wakker zijn, alles veel te bevooroordeeld bekijken om te zien dat het leven ook een droom is.”