“Ik ben alles wat je van me ziet, alles wat je van me denkt, alles wat je over me hoort. Maar ik ben nog veel meer de dingen die je niet weet.”
“Nooit weet ik wat ik aan je heb. Als je iets zegt, weet ik nooit of je dat nu meent of niet. Als je lacht, weet ik nooit of je echt lacht, of maar doet alsof. Je pest zo graag, maar je kan er niet tegen al je zelf gepest wordt. Je kan mensen zo (onredelijk) afkraken, terwijl je later doet alsof je ze mag. Soms lijkt het alsof je heel veel van me houdt, dan weer denk ik dat je ee hekel aan me hebt. Ikk vind dit intrigerend, maar tegelijkertijd verwarrend. Toch hou ik van je. Heel veel. Misschien wel daarom.Reza”
“Wat zijn herinneringen? Ervaringen die je nog niet weet.”
“Al vertel ik je veel over ons, toch weet je nog maar een heel klein beetje van ons leven af.”
“Liefde, wat is liefde? Ik geloof dat liefde iets is wat eigenlijk geen woorden kan hebben. Liefde is iemand begrijpen, van iemand houden, geluk en ongeluk met hem delen. En daarbij hoort en den duur ook de lichamelijke liefde, je hebt wat gedeeld, iets weggegeven en iets ontvangen en of je dan getrouwd ongetrouwd bent, of een kind krijgt of niet. Of je eer weg is of niet, dat komt er allemaal niet op aan, als je maar weet dat er voor je hele verdere leven iemand naast je staat, die je begrijpt en die je met niemand hoeft te delen.”
“Ik weet niet wat een concubine is en ook niet wat je ermee in bad kunt doen. Ik dacht dat het een spons was.”
“Ik wil niet fietsen. Ik wil niet dansen. Ik durf niet verliefd te zijn. Ik durf niet te kiezen, straks kies ik verkeerd! Ik ben bang. Bij elke stap die ik doe ben ik bang. Bang dat mijn voet blijft haken en ik val. En dan val ik toch in mijn hoofd. Over niets, iet wat hol en groot is. Hoe leg ik dat uit? Hoe leg ik uit dat als ik in de spiegel kijk ik mezelf niet herken. Ik zie een meisje, meer niet. Verder niks. De angst en de onzichtbaarheid zitten vanbinnen nmaar dàt ben ik echt. Dat wat je niet aan de buitenkand ziet ben ik. Het omhulsel is een reflectie van wat zou moeten zijn. En daar praten de anderen tegen, terwijl de e chte ik onzichtbaar blijft. En dat wil ik niet. Dat is ondraaglijk.”