“Het was een vergissing vanwege de juf, te denken dat alleen de dingen die in de boeken staan interessant zijn. Ook deze, die er nog niet in staan, zijn merkwaardig.”
“De kunstenaar is een arbeider lijk gij en ik. Hij maakt schoonheid, en hij wordt daar meestal niet voor betaald. De kunstenaar leeft en sterft met de arbeider mee. Al waar de arbeider naar verlangt, tracht de kunstenaar nu reeds gestalte te geven. Zo is de schrijver niet een dwaas die van sterren en maneschijn zingt, maar een ziener, een profeet over hoe het zou kunnen zijn. Dat is zijn plicht, zoals het de plicht van de arbeider is om de kunstenaar tegemoet te komen.”
“Ge kunt soms gedachten hebben die niet te dragen zijn tusschen vier muurkens. Die zoo geweldig groot zijn dat ge aan uw deurken moet, of anders zou uw kop openklakken.”
“Om te worden opgemerkt, om over u te horen spreken, moet ge iets maken waarmee zich elk moment de zedenpolitie kan bemoeien. En daar de zedenpolitie zich makkelijk met iets moeit - ge moet maar uw tante of uw schoonmoeder klacht laten neerleggen en het is al van dat - hebt ge het niet zo lastig een roman te schrijven die aangeslagen wordt, een toneelstuk te laten opvoeren dat verboden wordt of een expositie in te richten waar uw schilderijen aangeslagen worden. En dan zijt ge meteen de held, de grote onbegrepen, miskende artiest.”
“Ik kon het echter niet laten, te scrhijven over ook nog de meisjes van 14 tot 18 jaar, die men de meest vermoeiende en meest zenuwslopende taak op de smalle schouders legde. Men noemde ze 'de nachtploeg', omdat ze het afschuwelijke nachtwerk te verrichten kregen: bij het loeien der sirenes om 6 of 7 uur in de avond, repten ze zich naar de fabrieken en stonden ze de hele nacht dóór in het helse lawaai van machines, molens of getouwen, om pas rond 6 of 7 uur in de grauwe ochtend de fabriekspoort te verlaten. Ondervoed, afgemat, door slaap overmand, kon geen nacht voorbij gaan zonder dat een van hen een ongeluk overkwam.”
“Een James Bond-boek is stom maar opwindend, terwijl een meesterwerk van de Vlaamse literatuur even stom maar daarbij ook nog vervelend is.”
“Een mens engageert zich in zijn leven, krijgt daarin gestalte en buiten die gestalte is er niets. Voor iemand die in zijn leven niet geslaagd is, moet dat natuurlijk een harde gedachte zijn. Maar anderzijds stelt ze de mensen in staat te begrijpen dat alleen de werkelijkheid telt, dat dromen, afwachten en hopen een mens tot niet meer dan een teleurgestelde droom, een vervlogen hoop, een vergeefse verwachting maken.”