“Met de komst van de woorden verliezen we het oorspronkelijke gevoel, dacht ze. Het geeft een veilig gevoel, dat is waar. Alleen de dingen die een naam hebben gekregen, worden werkelijk voor ons. Werkelijk en begrensd.”
“Verliezen we soms met de komst van de woorden het vertrouwen? Het vertrouwen dat het volk in het bos wel bezit?”
“Ieder mens heeft geloof ik het gevoel, dat hij er eigenlijk niet bijhoort, bij het leven van de andere mensen. Dat hij op een of andere manier iets anders is, een gast, en hij doet alle mogelijke moeite om te zorgen, dat de anderen dat niet zullen merken. Dat is het gevoel, dat alle mensen gemeen hebben, en daardoor horen ze juist bij elkaar.”
“De rede is van ons bewustzijn maar de buitenkant. Daaronder zit het gevoel. Vanbinnen, waar niemand ons kan zien, durven wij er feilloos op te vertrouwen. Daar weten wij alles zonder woorden. Als wij nooit naar buiten hoefden te treden zouden we geen moment aan onze intuïtie twijfelen. Maar we gaan uit en willen de anderen ook ons innerlijk keurig presenteren. Dus kammen we onze gedachten uit en trekken ze recht. Herinner jij je dan niet dat je als kind instinctief aanvoelde hoe mensen in elkaar zaten, bij wie je het goede kon vinden en wie voor jou gevaarlijk was, wat je moest doen om gevoed te worden, te overleven en liefde te vinden? Ik geloof dat veel van de kennis waarnaar wij op zoek zijn, een antwoord op alle belangrijke vragen, al vanaf onze geboorte in ons aanwezig is en dat wij alleen maar zijn vergeten hoe we die moeten aanboren. Sterker, van het meeste zijn we vergeten dat het bestaat (…). Al die intuïtieve kennis, die op zijn sterkst is bij onze geboorte, wanneer wij haar het hardst nodig hebben omdat ons nog geen andere middelen ter beschikking staan om te overleven, en die minder wordt naarmate wij leren te denken in plaats van te voelen, dat instinctieve weten is niet vergaan. Het ligt alleen bedolven onder de lawine aan argumenten en redeneringen die wij tegenwoordig nodig hebben om onze wereld voor onszelf begrijpelijk te maken. Af en toe, een enkele keer in een droom, in een moment van verstrooiing vinden we er misschien ineens iets van terug. Inspiratie zal een kunstenaar het noemen, voor iemand die gelooft is het een openbaring. Maar voor ons, die rationeel proberen te denken? Misschien zouden wij het een inval noemen, een moment van verlichting waarin je ineens de oplossing ziet van een vraagstuk dat je nog niet eens had geformuleerd.”
“In elk land tonen de treinen de essentiële kenmerken van de cultuur: Thaise treinen hebben de badkruik met de geglazuurde draak op de zijkant, de Ceylonese een wagen die gereserveerd is voor boeddhistische monniken, de Indiase een vegetarische keuken en zes klassen. De Iraanse hun bidmatjes, de Maleisische een noedelstalletje, de Vietnamese kogelvrij glas op de locomotief en in elk rijtuig van de Russische Spoorwegen staat een samovar. De spoorwegbazaar met haar reizigers en vindinkjes vertegenwoordigde de maatschappij zó volmaakt dat je je bij het instappen blootstelde aan het nationale karakter. Soms leek het op een rustige collegezaal, maar soms kreeg ik ook wel eens het gevoel dat ik gevangenzat en werd overvallen door dat monsterachtige 'typische'.”
“Ik zie de Bibliothecaresse dagelijks, maar de leegte in mij blijft. Ik lees de oude dromen in de Bibliotheek. Zij zit naast me. We eten samen. Ik breng haar naar huis. We praten over van alles. Mijn droefheid schijnt alleen maar erger te worden, zich te verdiepen, hoe onredelijk dat ook is. Het gevoel van verlies wordt steeds sterker, elke keer als we elkaar ontmoeten. Het is een put die nooit gedempt zal worden. Het is een donker, ondraaglijk somber gevoel.”