“Ik wil maar zeggen dat, als ik iets wil zeggen, het liever nu zeg dan dat ik het straks moet zeggen. Dit gezegd zijnde moet ik zeggen dat ik dat goed gezegd heb. Je moet het maar kunnen zeggen, zeg ik altijd maar! Ik heb gezegd! - Lambik”
“Ik vind het vervelend dat ik het je moet vertellen, maar je zult nooit gelukkig worden. Ik wil je geen pijn doen door dit te zeggen. Ik zeg het omdat ik het wel zo eerlijk vind om open kaart te spelen voor we beginnen. Ik hoop dat je dat waardeert, want vanaf nu zal niemand meer open of eerlijk tegen je zijn. Dus nogmaals, ik zeg het je vooraf maar: je zult nooit gelukkig worden. Ik heb het voor je opgeschreven. Heel graag gedaan.”
“En het zijn maar bomen.''Ik weet niet of je dat mag zeggen. Ik geloof niet dat je dat zeggen mag.''Nee?' 'Nee. Dat mag je niet zeggen.”
“Eens heb ik gemeend dat menselijk zijn het hoogste doel was dat een mens kon nastreven, maar nu zie ik in dat dit bedoeld was om me vernietigen. Nu ga ik er trots op te zeggen dat ik onmenselijk ben, dat ik niet tot mensen en regeringen behoor, dat ik niets met geloofsbelijdenissen en principes te maken heb. Ik heb niets uitstaande met de krakende machine der mensheid - ik behoor tot de aarde!”
“Weet ik,' zei Nell. 'Dat maakt het juist zo moeilijk. Als je iemand kunt aankijken en zeggen: "Ik heb nooit van je gehouden, je was een vergissing," is dat één ding. Maar als je hem aankijkt en zegt: "Je was alles voor mij en ik verpestte het omdat ik niet voor mezelf kon opkomen," dan is dat heel anders. ... ”
“Vroeger blikte ik in een chaotische toekomst, omdat ik het moment, dat vlak voor me lag, niet wilde beleven. (...) Ik had soms het zekere, doch zeer vage gevoel, dat ik "iets zou kunnen worden" in de toekomst, iets "geweldigs" zou kunnen doen en dan af en toe weer die chaotische angst dat ik "toch wel naar de bliksem zou gaan". Ik begin te begrijpen hoe dat komt. Ik weigerde de vlak voor me liggende taken te doen. Ik weigerde van trede tot trede voort te klimmen voor die toekomst. (...)Vroeger leefde ik altijd in een voorbereidend stadium, ik had het gevoel dat alles wat ik deed toch niet het "echte" was, maar voorbereiding tot iets anders, iets "groots", iets echts. Maar dat is nu volkomen van me afgevallen. Nu, vandaag, deze minuut leef ik en leef ik volop en is het leven waard geleefd te worden en wanneer ik zou weten, dat ik morgen zou sterven, dan zou ik zeggen: ik vind het heel jammer, maar het is goed geweest, zoals het geweest is.”