“Het verhaal ja, dat kent iedereen. ... Maar wat er echt gebeurd is, dat weet niemand.”
“Kom naar beneden!’Ik kwam naar beneden, en toen ik weer op de grond stond, gaf mijn moeder me twee klappen in mijn gezicht.Wat zijn dat voor spelletjes?’Ik wilde de Wildernis zien.’Er is daar niets. Dat weet je.’Als er niets is, kan het ook geen kwaad.’Niets is het gevaarlijkste dat er is.’Waarom?’Als er niets is, kun je iets bedenken. Je zult de leegte niet kun¬nen verdragen. Het zal evengoed leeg zijn, maar je zult jezelf wijsmaken dat dat niet zo is.’Wat ik mezelf wijsmaak is waar.’Wat jij jezelf wijsmaakt is een verhaal.’Dit is een verhaal: jij, ik, het schroothuis, de schat.’Dit is het echte leven.’Hoe weet je dat?’Niemand zou er ooit voor betalen om ernaar te kijken.’Ze draaide zich om om het haveloze huis weer binnen te gaan. Toen draaide ze zich weer om naar mij.En ik zou er alles voor over hebben om het niet te hoeven le¬ven.’Je moet het niet leven. Je moet het veranderen.' 'Je begrijpt het niet, hè?’Wat begrijp ik niet?’Dit is het echte leven.”
“Wat wil je later worden?' Dat is volgens mij precies waar het om draait, dat je dat pas weet wanneer dat 'later' eenmaal is aangebroken. Het lijkt wel of ze allemaal bang zijn dat je zelf iets beters zult bedenken dan zij. Ze maken in elk geval geen gelukkige indruk met wat ze later geworden zijn. Wanneer je die afgeleefde en doodzieke koppen ziet dan weet je toch meteen dat het maar het beste is om helemaal niets te worden.”
“Iedereen weet toch dat je alleen maar gelukkig kunt zijn wanneer je nergens naar verlangt?”
“Atticus,' zei ik op een avond, 'wat is nou precies een nikkervriend?''Scout,' zei Atticus, 'nikkervriend is alleen maar een van die termen die absoluut niets beduiden - zoiets als snotneus. Ik kan het moeilijk uitleggen. Onwetende en minderwaardige mensen bezigen dat woord als ze denken dat je aan negers de voorkeur geeft boven henzelf. En er zijn ook mensen als wij toe gekomen om dat woord te gebruiken, als ze iemand op een gemene, ordinaire manier willen uitschelden.''Maar jij bént toch niet een echte nikkervriend, hè?''Dat ben ik zeker. Ik doe mijn best om van iedereen te houden ... Dat is soms een hele toer ... maar baby, het is nooit echt beledigend als iemand je uitscheldt voor iets. dat hij minderwaardig vindt. Dan blijkt alleen maar hoe zielig die ander is, en daarom is het helemaal niet kwetsend.”
“Zal je? Zonder dat ze uitgesproken wordt, is deze vraag er altijdOmdat we weten dat het leven ongenadig is, van nature gierig.Zo makkelijk is het te vernielen. Het is zo verleidelijkIets dood te laten bloeden, alleen maar omdat het er is;Meer hebben we blijkbaar niet nodig, dat onderscheidtOns van de dieren. Maar soms, 's zomers liggen we te wijzenNaar de sterren, naar iets wat even onbegrijpelijk is als tijd,Als de onmogelijkheid zelf van de sterren, of als het simpele feitDat jij en ik op die bepaalde dag toevallig dezelfde richting uitkeken.Dat niemand onze hoofden leidden, zoals niemand onze armen nu omhoog-Duwt. Maar het is niet naar de sterren dat we wijzen, het is niet de valDie we voelen, hoewel van angst verstrengelen onder de denken.Ondanks het besef dat we voorlopig worden gedoogdDoor de dingen zelf, antwoordt jouw lichaam al voor mij. Ja, ik zal.”