“Gekromd sta je tegen de branding in. Van het balkon af kan ik zienhoe geschreeuw zich terug in je gezicht slingert, gutsend in je nekals wild haar.Als je je hoofd achterovergooit alsof je een fles aan je mond zet,krijgt je adamsappel ietsvan een ruggengraat.Ik streel enkele meters van je af.Het is een milde avond.Vannacht borduurt een roos zich op je hemd.Het duurt uren om haar van je borst los te maken.Je kijkt alsof je me kunt zien,nu je ligt te slapen, wimpers als garen, neustussen wijsvinger en duim - een bloedneus stelpenddie er niet is - ik trek je hoofd achterover.Je omgekeerde mond in de spiegel imiteert iets grappigs.We kussenterwijl het over ons heen uit ons weg blijft sijpelen,zo graag zoekt het zich een weg.”
“Ik denk dat mama zich een gast heeft gevoeld in het leven. Ze deed altijd alsof het haar niets aanging, het leven, alsof het niet van haar was. Alsof ze er toevallig in terecht was gekomen, zoals je een huis binnen kan lopen wanneer je je in het adres hebt vergist, en dan per ongeluk in dat huis blijft hangen. Buiten stroomt het van de regen en je hebt geen paraplu bij je.”
“Er was gewoon geen bewegingsruimte om helemaal niets te willen, dan begonnen ze meteen weer over je negatieve houding door te zagen, terwijl ik vind dat dat een van de steunpilaren van de vrijheid is, om het zo maar eens te zeggen, dat je nou eens een keer niet wilt kiezen tussen al die mogelijkheden die de wereld al voordat je geboren werd voor je heeft uitgedokterd en waar je zelf helemaal nooit om hebt gevraagd.”
“Angst is een natuurlijke reactie van de mens op datgene wat hij niet begrijpt of niet kent en waarvan hij denkt dat het gevaar inhoudt. Het is gewoon een afweermechanisme, net als zweten wanneer je het warm hebt en rillen wanneer je het koud hebt. Je bent nu bang omdat je niet weet wat daar is, dus moet je gaan kijken om erachter te komen. Is er niets, geweldig, vals alarm. Is er wel iets of iemand, dan kun je dat alleen overwinnen door uit te vinden wat het is en het dan het hoofd te bieden.”
“Fredkin [...] praat over een interessant kenmerk van computerprogramma's, waaronder cellulaire automaten: er is geen kortere route mogelijk naar wat de uitkomst wordt. Dit is het wezenlijke verschil tussen de 'analytische' benadering van de traditionele wiskunde, inclusief differentiële vergelijkingen, en de 'computer'-benadering met algoritmes. Je kunt een toekomstige toestand van een systeem voorspellen zonder alle tussenstappen te kennen als je de analytische methode gebruikt. Maar bij cellulaire automaten moet je alle tussenstappen doorrekenen om te weten hoe de uitkomst zal zijn: je kunt de toekomst niet voorspellen, behalve door de toekomst af te wachten. [...] Fredkin legt uit: 'je kunt het antwoord op een vraag niet sneller kennen dan wanneer je volgt wat er gebeurt.' [...] Fredkin gelooft dat het universum letterlijk een computer is en dat het gebruikt wordt door iets of iemand om een probleem op te lossen. Het klinkt als een grap met goed en slecht nieuws: het goede nieuws is dat onze levens een doel hebben; het slechte nieuws is dat onze levens het doel zijn van een of andere hacker ver weg die pi wil uitrekenen met een oneindig groot getal achter de komma.”
“Nee, wat ik bedoel is dat het volkomen stil is, als in een stomme film, dat ze je niet meer vragen wat je nu eigenlijk wilt in dit leven, of waar je je toch tegen verzet, of wat je later wilt worden en of het wel goed met je gaat. Dat ze eindelijk eens allemaal hun mond houden, en als het helemaal stil is geworden, dat dan de held uit zijn stoel opstaat en er alleen nog een tekst in beeld verschijnt: 'Er wordt een nieuwe bladzijde omgeslagen. Hij gaat nu bedenken hoe het verder moet. Hij heeft zijn hele leven nog voor zich.”