“Ik verveel me niet. Ik ben ongelukkig.''Omdat je in geluk gelooft. Iedereen die in geluk gelooft is ongelukkig.”
“Ik weet ook echt niet hoe het met me gaat. Ik weet het niet. Ik ploeter wat voort, kom de dagen door en af en toe moet ik lachen omdat iemand een grap maakt of voel ik me gelukkig omdat er een vogel in de boom naast mijn slaapkamer woont of ben ik bang dat iemand een stomme opmerking maakt of heb ik hoofdpijn omdat ik gespannen ben of ben ik verdrietig omdat ik meeleef met een zielige vriendin of ben ik neerslachtig omdat ik me verveel of ben ik nieuwsgierig omdat iemand belt.”
“Ik verdom het mijn rampen te zegenen. Ik treur er om, dagelijks. En ik bekijk vol argwaan mijn nieuwe vormen, waarmee ik niet per se blij ben en waarmee ik ook niet ongelukkig ben, ik moet er aan wennen, dat is alles.”
“Ik ben alles wat je van me ziet, alles wat je van me denkt, alles wat je over me hoort. Maar ik ben nog veel meer de dingen die je niet weet.”
“Ik zit, m'n benen bunglend, op de waterkantEn in een bootje hoor ik ginds een tango spelen;Verdomd! Ik wist niet, dat er in dit landNog zoveel aards geluk viel weg te stelen.”
“Ik tors drie lasten: ik ben homoseksueel, ik ben katholiek, en ik ben blank. Moet ik mij daarvoor schamen? Geenszins! (Goedkeurend gemompel.)Homoseksueel ben ik bij geboorte, en rooms-katholiek ben ik door genade: aan geen van beide is dus ene moer meer te doen. En kan men mij verwijten dat ik blank ben? Ik zoude niet weten hoe. Ik schaam mij er niet voor dat ik blank ben, en ik houd het ook niet geheim: ik zoude dat niet eens willen. (Geroep: "Die man die heb gelijk!") ”