“Naar de vertraging der vlaktenverlang ik, naar het gras der rust,naar wolken van eenzaam varenen de wattenwind der zuiverheid,naar de lommerdorpen van ontspanningen pastorieën der voltooide liefde.”
“Smaak heeft de pad die naar de weegbree kruipt wanneer hij door een spin gebeten is. Smaak leidt het varken naar de truffel, de misselijke hond naar het gras, de bizon over duizenden mijlen naar de zoutsteen. Smaak heeft de zwaluw die de blindheid van haar jongen wil genezen en vanzelf de weg vindt naar het sap van de stinkende gouwe.”
“In plaats van op zoek te gaan naar een middel om zich door persoonlijke inzet te onderscheiden, lijkt iedereen meer en meer op zoek naar een gezamenlijke kwetsuur en vernedering, naar het privilege van de publieke, gedeelde discriminatie en zo naar een religie, naar de binding met een gemeenschap.”
“Ieder obsessief en verslaafd gedrag is een vorm van mateloos consumptiegedrag. Consumeren is iets van buiten naar binnen halen, iets tot je nemen en verbruiken. Datgene wat je verbruikt noem ik voedsel. Het kunnen alcohol, drugs, geld, sigaretten, vrouwen of mannen zijn, die geconsumeerd worden, maar bij mij heet het allemaal voedsel. Anders valt het niet te begrijpen. Het gaat mij vooral om deze beweging van buiten naar binnen. Die is tegengesteld aan de emotie, aan de uitdrukking, aan het vertellen, aan het van binnen naar buiten brengen. En dat is verslaving ook. Ze is gericht op de vernietiging van een emotie, van kennis en van een ware zin.”
“Ze herinnert het zich nog goed, ze fietste naar huis en ze dacht: ik ben eenzaam. Ze belde Roland en hij zei: 'Dat is heel naar voor je, maar op lange termijn is het niet slecht. Eenzaamheid is de voorwaarde voor ware productiviteit. Je moet ervan leren te genieten, net als van gember.”
“Linguïsten houden er congressen over, filosofen en logici zitten ermee verveeld: het probleem van de zelfreferentie. De kwestie is: kan een taal ooit over iets anders gaan dan over zichzelf? Kan God naar zichzelf verwijzen? Kan ik dat? Een wijsvinger kan niet wijzen naar zichzelf, een oog kan zichzelf niet zien. En toch kijken honden en dwazen inderdaad naar de vinger die wijst, en niet naar de richting waarin gewezen wordt.”