“Tussen de vele stemmen van mensenis jouw stem de enigedie menselijk isdie weet van het verdrietdat langzaam in de bomen groeitgevoed door de aardetot ze oud wordensterven aan de rand van wildeof onzindelijke tuinen.”
“Misschien was ze zich nog niet bewust van de helende kracht van poëzie. De weinige poëzie die ze ooit gelezen had, had ze in schoolverband gelezen. De beste manier om poëzie tot het kerkhof van het hermetische gewauwel te veroordelen, was het op schoolse wijze te dissecteren. Nee, een gedicht moest je in de juiste stemming, op het juiste tijdstip, op de juiste plaats en in het gezelschap van jezelf lezen. Alleen dan kwam de magie der Poëzie.”
“In niets onderscheidden ze zich van de heikneuters waar ze later hun voeten op zouden vegen. Het waren nullen in elke betekenis van het woord, nullen die de kern vormen van een fatsoenlijk en jammerlijk burgerdom. Ze sliepen best en klaagde nooit; ze waren niet vrolijk en niet ongelukkig. De onverschilligen die Dante naar het voorportaal van de Hel heeft verwezen. De lui van de bovenlaag.”
“Zijn goede bedoelingen werden gedwarsboomd door de onwankelbare starheid van Rebeca, die vele jaren van leed en ellende nodig had gehad om de voorrechten van de eenzaamheid te verkrijgen en die niet van plan was daarvan af te zien in ruil voor een oude dag welke verstoord zou worden door de valse aantrekkelijkheid van een anders medelijden.”
“Sterven is echter de eenzaamste gebeurtenis van het leven. We worden er niet alleen door van anderen afgescheiden, maar daarnaast stelt het ons ook bloot aan een nog angstaanjagender vorm van eenzaamheid: het is een scheiding van de wereld zelf.”
“Het wordt deze eenvoudige stap van het bed naar de vloer, die de richting van mijn verdere dag zal bepalen, heil of onheil tegemoet, omhoog of omlaag, goed of kwaad. Ja, ze ligt aan mijn voeten de wereld, maar zie eens rond: deze wereld is niet dezelfde van gisteren. Zij is veranderd; onmerkbaar haast, maar veranderd blijft ze.”