“Haar, Ronald, vind je háár nou leuk?”
“Nooit weet ik wat ik aan je heb. Als je iets zegt, weet ik nooit of je dat nu meent of niet. Als je lacht, weet ik nooit of je echt lacht, of maar doet alsof. Je pest zo graag, maar je kan er niet tegen al je zelf gepest wordt. Je kan mensen zo (onredelijk) afkraken, terwijl je later doet alsof je ze mag. Soms lijkt het alsof je heel veel van me houdt, dan weer denk ik dat je ee hekel aan me hebt. Ikk vind dit intrigerend, maar tegelijkertijd verwarrend. Toch hou ik van je. Heel veel. Misschien wel daarom.Reza”
“Op een uniek moment in de geschiedenis en op een unieke plek op aarde lees jij deze zin. Misschien dat je deze woorden later nog eens zult zien en de kans is aanwezig dat dit op dezelfde plek zal gebeuren als waar je je nu bevindt (in je bed, je leeskamer, je vaste treincoupé, je lekkere stoel), maar het is een natuurkundige onmogelijkheid dat je mijn voorgaande zin op hetzelfde moment zult herlezen. Wat er thans gebeurt tussen ons, tussen deze zin en jouw aandacht, dit, hier, nu, is uniek, eenmalig en onherhaalbaar. Dit is iets tussen ons, vriend, en het was voorbij eer we er erg in hadden.”
“Dat zijn de rotste momenten: als je erachter komt dat je niet de leukste persoon op aarde bent, dat er blijkbaar mensen zijn nog leuker dan jij.”
“Verliefdheid zit soms in een klein geluidje. Samarinde pakte haar pakket gretig aan. 'Oe!' riep ze.”
“Gisteravond was het me allemaal te veel. Ik word al weken gekweld door een overheersend 'spagettigevoel', een gemoedstoestand die stamt uit de tijd dat ik een jaar of dertien was en ik op televisie een vrouw nogal somber naar een bolvormige schaal spaghetti zat te kijken. Zuchtend staarde ze langdurig naar het blanke deeg en de rode tomatensaus. Toen bewoog ze voorzichtig naar de schaal, stak ze haar handen in de spaghetti, bracht ze de pasta naar haar gezicht en smeerde ze zichzelf langzaam helemaal onder. Ik vond dit toen al pure nonsens natuurlijk, maar toch had ik het gevoel dat ik de daad van de vrouw begreep. Vanaf die dag heb ik op gezette tijden mijn eigen spaghettigevoel, dat ik somber zit te zijn achter een bord voedsel, me pathetisch afvragend: ' Waarom smeer ik me niet met dit voedsel in?”