“Ik begreep plotseling waarom de schaars geklede filmheldinnen altijd in katzwijm vielen in hun redders armen: niet omdat ze zulke slappe troela's waren, maar omdat je blijkbaar slappe knieën krijgt als een man iets heel bijzonders doet om jou te redden, en dat was, merkte ik nu, een plezierig gevoel.”
“Ik stak één straat eerder door naar 4th Avenue, omdat ik niet langs de kerk wilde lopen; er zat soms een stenen waterspuwer op die me de stuipen op het lijf joeg. Het was niet die waterspuwer zelf die ik eng vond, maar het was dat "soms" waar ik de zenuwen van kreeg. Waterspuwers zijn beeldhouwwerkjes, ze horen deel uit te maken van een gebouw. Als er een zit, hoort die daar altijd te zitten en niet af en toe.”
“Ja, het is best een leuk bedrijf, al zitten er hier en daar een paar lijken in de kast." Ik kreeg het angstige voorgevoel dat ze dit letterlijk bedoelde. "En welk bedrijf heeft er nu niet een paar monsters in dienst?" Dat bedoelde ze waarschijnlijk ook letterlijk, maar ik had voor Mimi gewerkt, dus ik was wel wat gewend.”
“Gregor werd nog roder. En toen werd hij groen. Ik knipperde een paar keer met mijn ogen, maar hij was nog steeds groen, met rode ogen. Net de Hulk: hij werd steeds groener en griezeliger en er sprongen twee hoorntjes uit de zijkant van zijn hoofd. Ik had wel eens gehoord van monsterachtige bazen, ik had er zelf een gehad, maar dit was echt belachelijk.”
“Maar als je genoeg kikkers kust, kom je vanzelf wel een prins tegen.”
“Vroeger blikte ik in een chaotische toekomst, omdat ik het moment, dat vlak voor me lag, niet wilde beleven. (...) Ik had soms het zekere, doch zeer vage gevoel, dat ik "iets zou kunnen worden" in de toekomst, iets "geweldigs" zou kunnen doen en dan af en toe weer die chaotische angst dat ik "toch wel naar de bliksem zou gaan". Ik begin te begrijpen hoe dat komt. Ik weigerde de vlak voor me liggende taken te doen. Ik weigerde van trede tot trede voort te klimmen voor die toekomst. (...)Vroeger leefde ik altijd in een voorbereidend stadium, ik had het gevoel dat alles wat ik deed toch niet het "echte" was, maar voorbereiding tot iets anders, iets "groots", iets echts. Maar dat is nu volkomen van me afgevallen. Nu, vandaag, deze minuut leef ik en leef ik volop en is het leven waard geleefd te worden en wanneer ik zou weten, dat ik morgen zou sterven, dan zou ik zeggen: ik vind het heel jammer, maar het is goed geweest, zoals het geweest is.”
“...en ik koesterde en knuffelde het geheim tot ik van pure gelukzaligheid in een soort wakende slaap wegdommelde waarin ik allemaal beelden zag: "..." Die beelden hadden nergens iets mee te maken, behalve dan dat ze zo prachtig waren in al hun eenvoud en helderheid, zonder dat ze iets betekenden en zonder dat ze het een of andere verhaal te vertellen hadden, ze bestonden gewoon alsof ze altijd al hadden bestaan; de wereld zit al veel te vol met dingen die een begin en een eind hebben.”