“Het hinderde me dat hij zijn klaarheid en rust alweer had teruggewonnen terwijl er in mij nog zoveel ergernis was.”
“Maar plotseling begon mijn hart sneller te slaan, mijn hand beefde en drukte de zijne; ik werd warm en met mijn ogen zocht ik in het halfduister zijn blik en plotseling voelde ik, dat ik niet bang voor hem was, maar dat deze angst liefde was, een nieuwe liefde, groter en inniger dan vroeger.”
“Tegen het einde van de winter werd dit wanhopige verlangen weg te komen uit deze eenzaamheid en ook het gewone gevoel van verveling zo groot, dat ik de kamer niet meer uitkwam, geen piano meer speelde en geen boeken meer wilde lezen. Als katja mij tractte te overhalen toch iets te gaan doen, antwoordde ik :'ik heb geen zin, ik kan niet.', Maar in mijn hart zei een stem: Waarom? Waarom zoui k iets doen wanneer mijn mooiste jaren zo verloren gaan? En op dit waarom had ik geen ander antwoord dan tranen.”
“Ik verlangde naar beweging en niet naar een zo rustig voorbijgaand leven. Ik verlangde naar opwinding, naar gevaren, naar een gelegenheid mij op te offeren voor mijn gevoel.”
“Dit was het moment dat Arthur zich later nog het beste herinnerde, 'het exacte moment', zei hij vijftig jaar later nog, 'dat ik ophield een kind te zijn. Mij werd namelijk duidelijk, exact in die seconde, dat alle mensen die ik kende er niet alleen voor mij waren, maar dat ze een eigen leven hadden, een leven waar ik niets van wist en dat mij ook helemaal niets aanging.”
“Hij had altijd aangenomen dat er als volwassene een ogenblik zou komen, een soort plateau, waarop hij alle kneepjes van de omgang met het eenvoudige bestaan zou hebben geleerd. Alle post en e-mail beantwoord, alle kranten geordend, boeken alfabetisch op de planken, kleren en schoenen netjes onderhouden in de kasten en al zijn spullen waar hij ze kon vinden, met het verleden - waaronder zijn brieven en foto's - in dozen en mappen gesorteerd, het privéleven bestendig en vredig, huisvesting en financiën idem.[...]Maar niet lang na de geboorte van Catriona [...] meende hij het voor het eerst te zien: op de dag van zijn dood zou hij verschillende sokken dragen, zouden er onbeantwoorde e-mails zijn, en waren er in het krot dat hij zijn huis noemde nog altijd overhemden met ontbrekende manchetknopen, een kapot licht in de gang, en onbetaalde rekeningen, onopgeruimde zolders, dode vliegen, vrienden die op een antwoord wachtten en geliefden die hij niet had opgebiecht.Vergetelheid, het laatste woord bij het organiseren, zou zijn enige troost zijn.”
“Nee, wat ik bedoel is dat het volkomen stil is, als in een stomme film, dat ze je niet meer vragen wat je nu eigenlijk wilt in dit leven, of waar je je toch tegen verzet, of wat je later wilt worden en of het wel goed met je gaat. Dat ze eindelijk eens allemaal hun mond houden, en als het helemaal stil is geworden, dat dan de held uit zijn stoel opstaat en er alleen nog een tekst in beeld verschijnt: 'Er wordt een nieuwe bladzijde omgeslagen. Hij gaat nu bedenken hoe het verder moet. Hij heeft zijn hele leven nog voor zich.”