“Het voelde alsof zij de enigen op de wereld waren met een ziel.”
“Geluk en ongeluk werden zielenstaten buiten haar om. Zij is: niets! Kan dat sereniteit wezen? Zij is een meisje geworden dat de eenvoudigste functie van het bestaan voltrekt zonder dat daar enig gevoelen bij te pas komt. Zij is een jonge vrouw die zich door de stad beweegt en geen indrukken meer van buiten ontvangt; een jonge vrouw, wier innerlijk niet meer afgestemd is op iets van buitenuit. Een wezen zonder ziel, misschien! Zo zijn er inderdaad velen; hier is echter een ziel geweest. Die ziel geleek een vlinder. Hij fladderde op, er blijft wat gekleurd stof van de vleugels trillen op het plantblad, en dat stof wekt voortdurend herinnering aan de weggefladderde vlinder. De tijd verglijdt.”
“Een verlangen was het om alles waar zij naar keek in je op te zuigen, om niets te vergeten, geen moment van deze wereld die haar wereld was geworden: koel, helder, ondoorgrondelijk.”
“je kunt alles doorstaan zei Phoebe, zelfs als het vertrouwen geschonden is, als het maar eerlijk wordt bekend. je wordt dan levenspartners op een andere manier, maar je kunt nog wel partners blijven. maar liegen- liegen is een goedkope manier van macht uitoefenen over de ander. wie liegt, kijkt toe terwijl de ander handelt op basis van onvolledige informatie- met andere woorden zichzelf vernedert. ... het is toch eeuwig hetzelfde verhaal. de man verliest de hartstocht voor de huwelikspartner, zonder dat kan hij niet leven. de vrouw is pragmatisch. de vrouw is realistisch. zeker de hartstocht is geluwd, maar zij is tevreden met de lichamelijke genegenheid, gewoon samen met hem in bed liggen, hij in haar armen, zij in de zijne. maar voor hem is dat niet genoeg. hij is een man die niet zonder leven kan”
“In elk land tonen de treinen de essentiële kenmerken van de cultuur: Thaise treinen hebben de badkruik met de geglazuurde draak op de zijkant, de Ceylonese een wagen die gereserveerd is voor boeddhistische monniken, de Indiase een vegetarische keuken en zes klassen. De Iraanse hun bidmatjes, de Maleisische een noedelstalletje, de Vietnamese kogelvrij glas op de locomotief en in elk rijtuig van de Russische Spoorwegen staat een samovar. De spoorwegbazaar met haar reizigers en vindinkjes vertegenwoordigde de maatschappij zó volmaakt dat je je bij het instappen blootstelde aan het nationale karakter. Soms leek het op een rustige collegezaal, maar soms kreeg ik ook wel eens het gevoel dat ik gevangenzat en werd overvallen door dat monsterachtige 'typische'.”
“Het hoofd van een meisje van een jaar of vier wordt door een moederlijke orkaanoorvijg achterovergeslagen en roteert eventjes hulpeloos als een duikelaartje dat zijn evenwicht heeft verloren en daarom de grootst mogelijke moeite heeft weer overeind te komen. Eindelijk staat het kinderhoofdje weer loodrecht boven de wervelkolom, en het laat vreselijke geluiden horen, waarop het door de ongeduldige vrouw weer uit het lood wordt geslagen. Het kinderhoofdje is nu al gekleurd met onzichtbare inkt, de moeder is nog veel erger dingen van plan. Zij, de vrouw, moet zware tassen sjouwen en zou dat kind het liefst zien verdwijnen door een rioolrooster. Om het kind te kunnen mishandelen moet zij namelijk elke keer even de zware tassen op de grond zetten, en dat betekent extra werk. Die kleine moeite lijkt het haar echter wel waard. Het kind leert de taal van het geweld, maar het leert niet vlot en onthoudt ook op school niets. Een paar woordjes, de allernodigste, beheerst het reeds, al kan men ze bij dat gedrein slechts gedeeltelijk verstaan.”